Paniek
Wat een sombere dag, ik heb echt geen zin om op weg te gaan. Maar ik moet wel. Papa wacht op mij. Hij wacht al twee jaar op een plekje in het verzorgingstehuis, waar hij dag en nacht verzorgd kan worden. Sinds de laatste hersenbloeding is hij hard achteruitgegaan.
Als ik geld genoeg zou hebben dan zou ik een ander huis kopen en kon hij bij mij komen wonen, maar ik zit met hoge schulden. Negen jaar geleden zag het er nog allemaal anders uit. Ik had na de dood van Koert een goede baan gekregen als woonconsulent en ik kon Sam en Janneke onderbrengen bij KDV Het Hobbelpaardje. Ze hadden het er goed naar de zin.
Lange tijd kreeg ik mooie bedragen overgemaakt door de belastingdienst zorg, huur en kinderopvang tot ik opeens een absurde aanslag kreeg. Ik moest op zeer korte termijn een groot bedrag terugbetalen. Tachtigduizend euro maar liefst. Ik kon niet omgaan met de stress, werd overspannen en deed rare dingen. Zo heb ik de kinderen een keer alleen gelaten zonder oppas. Ik moest er gewoon even tussenuit. Soms werd ik gek van alles.
Kleine Sam wilde het intussen gezellig maken voor mij. Hij had lucifers gevonden om een paar kaarsen aan te steken. Natuurlijk ging het helemaal fout. Toen het vloerkleed vlamvatte is hij geschrokken de tuin in gerend. De buurman heeft alles geblust maar vanaf dat moment werd ik door de buren streng in de gaten gehouden. Tot het weer een keer misging.
‘Jetje, waar heb je de kinderen nou gelaten?’ bleek mijn vader nog gevraagd te hebben. Ik was halsoverkop naar mijn ouders gefietst omdat mijn moeder was gevallen. Pas nadat ze was gehecht, ging ik terug naar huis. Ik had de kinderen veel te lang alleen gelaten.
De mensen van de kinderbescherming waren meelevend, maar de kinderen werden uit huis geplaatst. Ikzelf werd een tijdje opgenomen. Dat ik mezelf in de bijstand had gewerkt en ook nog moest verhuizen naar een goedkopere huurwoning kon me allemaal weinig meer schelen.
Mijn moeder is inmiddels overleden maar mijn invalide vader heeft mijn zorg vaker nodig dan ooit. Hij heeft moeite met de eenzaamheid. Ik weet niet hoe ik het qua tijd allemaal moet klaarspelen als ik eenmaal een baan heb. Het wordt tijd voor bezinning en vakantie.
‘Jetje, zou je blij worden van een scooter? Dan word je minder moe. Zal ik Cees vragen of hij er met jou eentje gaat uitzoeken.’ Hoe vaak hij me dat niet gevraagd heeft. Zo lief. Maar ik wil niet zo´n ding, ik wil liever geld. Wanneer durf ik dat hem nou eens te vragen?
In de XL-supermarkt staan scankassa’s uitnodigend op me te wachten. Sinds ik een manier heb uitgedokterd om artikelen door de winkelpoortjes te krijgen zonder ervoor te betalen, heb ik minder geldzorgen. Natuurlijk kijk ik wel uit dat ik niet betrapt word, want het is diefstal natuurlijk. Maar ik ben zelf toch ook bestolen? Door de staat notabene. Ze gaan het allemaal nog uitzoeken, ja ja.
Het lijkt een beetje minder druk in de winkel. Komt door die regen misschien. Ik stop mijn kletsnatte vouwparaplu in de big shopper en langzaamaan werk ik mijn boodschappenlijstje af. Als ik in de buurt van de kassa’s kom en zie dat het daar goed druk is, dan heb ik ineens haast. Krijg je weinig controle.
Ik heb veel routine en zou een perfecte caissière kunnen zijn. Dure producten zoals vlees, broodbeleg en chocola scan ik niet, ik houd de streepjescode afgedekt met mijn vingers. Daarna laat ik de kassa bliepen voor goedkope spullen. Ik ben gemeen, ik weet het. Ik wil hier echt mee stoppen, maar hoe?
Er komt zo een medewerker bij u knippert het op de scankassa moment alstublieft.
Godsamme!
‘Goedemiddag mevrouw’ knikt de jonge medewerkster me toe. ‘Ik kom even uw tas controleren. Mag ik?’
‘Is goed’ bazel ik. Mijn adem stokt als ik zie hoe ze in mijn shopper graait en de boodschappen scant. Mijn mond wordt droog. Weg is mijn heldhaftigheid.
‘Mevrouw ik wil graag alles opnieuw scannen. Ik heb nu al drie producten aangetroffen die niet zijn gescand.’
Natuurlijk was ik flink in de fout gegaan. De kassabon liep alsmaar verder op en ik wist niet hoe ik dit moest verantwoorden.
‘Mevrouw u heeft een aantal producten overgeslagen.’ De gezette bedrijfsleider zuchtte diep en heeft me een tijdje ongeduldig aangekeken.
‘Ik weet niet hoe het is gebeurd, ik heb toch alles gescand dacht ik.’ Ik had erop gelet dat de camera’s mijn scanbewegingen zouden registreren. Ik ben te slim om aangehouden te worden.
‘Hoeveel is het?’ vroeg ik toen mijn zelfverzekerdheid weer was teruggekeerd.
’82,35’
‘Mijn telefoon! Hè, die had ik zo net nog.’ riep ik verschrikt terwijl ik in mijn tas friemelde. De bedrijfsleider bromde wat en trommelde vervolgens gefrustreerd met zijn pezige vingers op het bureaublad dat vol lege koffieautomaatbekertjes stond. Eentje viel bijna om.
‘Heeft u dan wel uw legitimatiebewijs bij u?’ vroeg hij nors nadat hij een kort telefoongesprek had gevoerd met iemand die bij de scankassa naar mijn telefoon ging zoeken.
‘Nee.’
‘Gaat u eigenlijk maar ook’. Vervolgens liep hij met grote passen voor me uit naar de uitgang waar bij de servicebalie kennelijk nog meer problemen opgelost moesten worden. Opgelucht loop ik naar mijn oude fiets. Had hij mijn trucje door?
‘Pap ik kom er zo aan hoor!’ spreek ik kort in op de Whatsapp. Mijn vingers trillen zo erg dat ik niet kan typen.
‘Mevrouw, mevrouw!’ Van schrik stop ik meteen de telefoon weg. Gelukkig is het een van die zwervende jongeren die altijd bij de ingang van het winkelcentrum staan te blowen. ‘Dit is jouw tas toch?’ hij gaf me daarbij een vette knipoog.
Waarom ik die tas heb aangepakt weet ik niet, maar ik was gewoon blij dat ik iets gescoord had. Er zou vast wel iets bruikbaars in zitten. Waarom die gasten die tas dan niet zelf wilden houden, kwam niet in me op. Dat kwam later.
Mijn vader zat ongeduldig op me te wachten. Natuurlijk. Want hij was toe aan een verschoning. Maar eerst moest ik zelf hoognodig.
‘Mariëtje’ hoorde ik mijn vader roepen. Hij spreekt mijn naam alleen zo uit als hij commentaar op me heeft. ‘Wat heb je nou voor gekke dingen meegebracht?’
Ik had eerst zelf moeten kijken. God weet wat er allemaal in zat. Die junks ook. De adrenaline giert opnieuw door mijn lijf.
‘Papa ik moet met je praten’ zeg ik.
‘De suikerklontjes, geef me ze even’ vraagt hij en kijkt me niet aan. En die lucht van de wc gaat ook maar niet weg.
‘O shit. Papa, sorry. Je broek!’
‘Ik hoorde volgens mij de bel. Doe je even open?’
Verbaasd keek ik in de ogen van twee agenten. Wat had ik nou weer gedaan?
‘We hebben u gevolgd. We willen graag de tas die u heeft aangepakt van deze jongen.’ Ze lieten mij een foto zien die me niets zei, maar ik wist genoeg. Ik werd zwart voor mijn ogen, ik kreeg geen lucht meer en kwam bij op de muffige tweezitter in de woonkamer.
‘Ze zijn weer weg’ zei mijn vader toen ik was bijgekomen. ‘Ik heb ze de tas meegegeven en dat spul van je dealer ligt onder in het keukenkastje. Wil je nú mij helpen?’