In de meeste nachten heb ik het net zo druk in mijn hoofd als overdag. Soms is het zo erg dat ik vermoeid ontwaak. Ik ben een kei in levendig dromen. Ik kan in mijn dromen opnieuw zwaar verliefd zijn, maar ook diep ongelukkig. Ik kan bergen beklimmen en in diepe ravijnen denderen. Ik kan aan een strand liggen slapen en wakker worden terwijl de meeste strandgangers al naar huis zijn (is me echt een keer overkomen, heeft indruk gemaakt blijkbaar!), maar ik zat ook een keer op een boot die nergens mocht aanmeren. Hoe wanhopig ik toen wel niet was!
Ik ben als schrijfster geen analyticus van dromen maar maak er inmiddels een gewoonte van om regelmatig wat van mijn nachtelijke belevenissen neer te pennen. In mijn zogenaamde dromendagboek dat op het nachtkastje ligt, noteer ik de hoofdlijnen. Ik moet vaak snel zijn, want dromen vervliegen. En toch zijn er dromen die je bijblijven. Dromen waar je vraagtekens bij zet. Waarom komen bepaalde personen vaker in beeld dan anderen? Sluit ik weer vrede met hen die mij gekwetst hebben, ben ik verschrikkelijk aan het vergeven omdat ik voel dat dat veel beter is voor ons.
De dromen veranderen wel van inhoud naar gelang ik ouder word. Vroeger droomde ik vaker over het missen van de trein, het vergeten van je tassen of erger, veel erger (!) het vergeten van je kind. Je vergeet je baby te verzorgen, gaat een dag van huis zonder eraan te hebben gedacht dat je een oppas moest hebben. Hoe bizar.
Met het ouder worden droom ik ervan dat ik echt een heel fijn contact heb met vriendinnen en collega’s van weleer, dat ik in verwachting ben geraakt terwijl ik allang de overgang heb doorgemaakt. Erg zijn ook die dromen waarbij ik machteloos toe zie hoe anderen onrecht wordt aangedaan.
Naar het schijnt droom je je dromen om weerstand te bieden aan datgene wat je in de realiteit meemaakt of hebt meegemaakt. Je verwerkt als het ware je nare ervaringen en als je geluk hebt los je ze ook op. Dat is mooi meegenomen, ontwaken met een nieuw inzicht of een nieuw idee. Eureka!
Ik heb voor jullie wat dromen of flarden ervan verzameld om hier uit te beelden. Wil je zelf ook dromen delen, stuur me een mail!
In november 2022 lag ik zalig op mijn superdikke matras in een Auping-ledikant en onder een met veren gevuld dekbed en gebloemd overtrek. Mijn hoofd dat op een niet al te dik hoofdkussen van Ikea lag had ik al veelvuldig gedraaid, soms lag ik op mijn linkeroor en dan weer op mijn rechterkant, ook gewoon op mijn achterhoofd. Het zal in de vroege ochtend zijn geweest dat ik in een van mijn diepste slaapfasen in een voor mij wereldvreemd land verkeerde. Ik kende het land van beelden op tv en films. Het zag er woestijnachtig uit met akelige gebergten en de meest gevaarlijke wegen. Bomen waren nergens te zien. De mensen die ik tegenkwam hadden gewaden aan die ik nooit eerder had gezien. Ik denk dat het onherbergzame gebied het meeste overeen kwam met Afghanistan.
Vanaf een grote afstand zag ik hoe in een lager gedeelte van dit dorre gebied een levensgrote truck de weg blokkeerde. Was er een ongeval geweest? Ik had geen akelig geluid gehoord wat daarop zou kunnen duiden. Maar misschien had ik het niet gemerkt, omdat ik was afgeleid. Ik reed over een pad met een fiets, geen racefiets of mountainbike, nee gewoon op mijn simpele stadsfiets met fietstassen. Ik was geschrokken van de bermen en de afgronden en concentreerde me op het fietsen, al durfde ik eigenlijk niet verder en zou ik liever omkeren, maar ik ben al zover gekomen. Moet ik terug? Als ik dan eindelijk besluit dat dat het beste is, zie ik een rode kater zitten, zo springlevend en speels, op deze plek een kat in deze brandende zon, zo ongebruikelijk eigenlijk. Hij was daar alleen, net als ik. Ik haalde hem aan en sprak tegen de kat alsof het een mens was. Dat hij bij mij veilig zou zijn. Ik vertelde hem over de truck die ik gezien had en waarvan ik niet wist of de situatie daar gevaarlijk kon zijn. Ik beloofde hem dat ik een veilige weg terug zou nemen en niet meer naar deze eenzame gebieden zou fietsen.
De kat keek me aan, bleef nog even in mijn buurt en was opeens weg. Ik bleef teleurgesteld achter want ik had eindelijk aanspraak gehad.
Heel snel daarna ging deze droom over in een volgende.
In deze stad was het erg druk. Hoe de stad eruit zag daar weet ik niet veel meer van, maar het leek me Europees. (Soms is de locatie niet zo gedetailleerd helaas, dat is niet te sturen.) Er was chaos. Voor mij reden auto’s met zulke grote wielen dat ze qua grootte in de buurt kwamen van tractoren. Ik bestuurde ook een voertuig dat een dashboard had wat niet bekend voor me was. Ik moest flink op het gaspedaal trappen om vaart te houden, ik kwam niet erg vooruit. Het was hard werken en ik kreeg het er benauwd van. En dan voelde ik iets onder me bewegen. Het leek wel of ik ergens overheen reed. Was het een dier, een mens? Ik stopte om te kijken. Het geval had nog het meeste weg van een vuilniszak met iets erin. Die zak was nu erg plat, er waren kennelijk meer voertuigen overheen gegaan. De chauffeurs van de auto’s met grote wielen stapten uit en maakten ruzie met elkaar. Ik keek naar ze, ze lieten mij met rust. Ze maakten gebaren naar mij, zo van doorrijden jongedame. En dat deed ik. Ook al kon ik ze met geen mogelijkheid passeren ik was ze toch voorbij. Mijn voertuig reed opeens veel beter en sneller, en dan komt ineens de rode kater tevoorschijn. Huh? Ik aaide hem en werd wakker.
In werkelijkheid: In mijn volwassen leven heb ik tot nu toe twee rode katers mogen hebben, alles bij elkaar denk ik een relatie met ze te hebben gehad die zo’n vierendertig jaar heeft geduurd. Ze stierven gelukkig en na een goed leven denk ik. Ik heb het gevoel dat in deze droom mijn twee katers mij even lieten voelen dat ze nog ergens zijn.